-
1 accompany
v. vergezellen; begeleiden[ əkump(ə)nie] 〈 accompanied〉3 begeleiden ⇒ samengaan met, optreden bij♦voorbeelden: -
2 accompanied by someone
accompanied by someone -
3 vergezellen
♦voorbeelden:dat ging van veel plichtplegingen vergezeld • cela s'assortit de multiples obligationsiemand op (de) reis vergezellen • accompagner qn. en voyagevergezeld van zijn trouwe hond • accompagné de son chien fidèle -
4 vergezellen
2 [gelijk optreden met] accompany♦voorbeelden:vergezeld van zijn hond • accompanied by his dogvergezeld van documenten • accompanied by documents -
5 accompagner
accompagner [aakõpaanjee]1 begeleiden ⇒ vergezellen, meegaan met, (weg)brengen♦voorbeelden:se faire accompagner • iemand meenemenv1) begeleiden -
6 flanquer
flanquer [flãkee]1 flankeren ⇒ zich bevinden naast, staan naast, liggen naast♦voorbeelden:il a tout flanqué par terre • hij heeft de zaak verknoeidtout flanquer en l'air • er de brui aan geven♦voorbeelden:v1) flankeren, zich bevinden (naast)2) in de flank dekken [leger]3) smijten4) geven
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский